Quality-time. Er is geen goede Nederlandse vertaling die ‘lekker bekt’, maar de meeste mensen kennen het begrip. Het samen doorbrengen van kwalitatief goede tijd. Het maken van herinneringen. Als je kinderen hebt gaat dit vaak over de vakanties, het toejuichen tijdens sportwedstrijden, de ouder-dagen bij scouting. Maar ook het favoriete familie-bordspel dat ontelbare zaterdagmiddagen wordt gespeeld (ben ik voorspelbaar als ik zeg dat dat Kolonisten van Catan is bij ons?), het laten logeren van vriendjes of de filmavonden met ‘lekker lang opblijven met chips en cola’.
Sinds de FNS worstel ik hiermee. Ik kan al 5 jaar niet meer dit soort herinneringen maken met mijn zoon (13). Ik kan nergens mee naartoe en er kan niemand bij ons thuis komen. Ik kan geen prikkels aan, niet lang nadenken, amper bewegen. Het hele afscheid van de basisschool, inclusief musical, heb ik gemist, evenals de judo-wedstrijden en de ouder-barbecues bij scouting. Ik ga al 5 jaar niet meer mee op vakantie naar de Eiffel voor onze geliefde wandelvakantie. Ik besta in de marge van het leven van mijn zoon en kijk toe hoe hij met zijn vader al deze momenten beleeft, deze herinneringen maakt waarin ik de grote afwezige ben. Het gevoel te zijn mislukt als moeder snijdt vlijmscherp door me heen.
Dit weekend keek ik Fubar, een flauwe actiecomedy met Schwarzenegger. Het ging heel kort even over zijn vaderschap als CIA-agent en met name zijn enorme afwezigheid. Iemand zei hem dat het erom ging dat hij er op de belangrijke momenten wél was, want dat maakte hem toch een goede vader. Quality-time was het belangrijkste. Arnold antwoordde: ‘nee, het gaat bij het ouderschap helemaal niet om kwaliteit, het gaat om kwantiteit. Het gaat om ontelbare keren pleisters plakken en honderden keren lunchpakketjes maken. Al die momenten die niemand zich actief herinnert. Het gaat om het er zijn. Altijd. Kwantiteit.’
En dit raakte me enorm. Het zette mijn moederschap met mijn FNS in een totaal ander perspectief. Want kwantiteit heb ik in overvloed. Elke dag ben ik thuis als hij uit school komt. Er is weinig kwaliteit te bekennen op dat moment: hij roept een ‘hoi’ als hij de keukendeur opent en naar binnen strompelt met een veel te zware schooltas. Ik vraag hoe zijn dag was en hij antwoordt altijd: ‘saai!’ En terwijl hij met een glas drinken naar zijn kamer vertrekt om te gamen vraag ik nog snel of hij denkt aan zijn huiswerk, of aan judo. Maar het is wel kwantiteit. Ik ben er. Hij weet dat. Als er een keer iets anders is dan ‘saai’, ben ik er om te luisteren. Als hij behoefte heeft aan een knuffel, heb ik die in grote aantallen. Als hij een leuke ‘YouTube short’ wil laten zien weet hij me te vinden. Kwantiteit heb ik in overvloed.
Misschien raakt het mij meer dan hem, dat ik er op de grote momenten niet ben. Misschien raakt het ons beiden. Hij kijkt later terug op zijn jeugd en herinnert zich vooral zijn pa die er was tijdens de grote momenten. Maar ik hoop dat ik er ook ben, consequent op de achtergrond, voor het gevoel van veiligheid, geborgenheid, gewenstheid. Ik hoop dat quantity-time inderdaad zo’n grote rol kan spelen. Ik hoop dat ik de titel ‘mama’ over 20 jaar nog steeds heb verdiend.
Astrid Beckers
voorzitter FNS patiëntenvereniging
